30 maart 2007: een  grondboring in overgooi


Raadsbrief 2007 28

Ontvangen en gemaild 16 maart 2007

(Ook in bundel PM 22 maart 2007)

 

Gemeenteraad Almere  rapport "een geval van grondboring in Overgooi", collegereactie  Stafdienst Bestuurs- en Beleidscoördinatie C. Kester Telefoon (036) 036 53 993 76

Fax (036) 036 53 99 981 camkester@almere.nl

Datum 13 maart 2007 Uw brief van/kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n)

Geachte raad,

Begin februari 2007 is het rapport “Een geval van grondboring in Overgooi” waartoe uw Raad opdracht heeft gegeven gereed gekomen. Op 8 februari is uitgebreid in uw raadsvergadering gesproken over de integriteit van de burgemeester. Afgesproken is dat op een later moment aandacht besteed zal worden aan andere aspecten van het rapport. Hierbij treft u namens het college een reactie aan op de rapportage waarbij wij ons met name concentreren op de tien aanbevelingen in het rapport. De volledige tekst van de aanbevelingen treft u op de pagina’s 5-7 aan. Hieronder geven wij kort onze reactie op elk van de aanbevelingen.

1). Wat op te nemen in het bestemmingsplan?

Het bestemmingsplan is een instrument van de gemeente. De bevoegdheid een bestemmingsplan vast te stellen is in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) toebedeeld aan de gemeenteraad. In het bestemmingsplan mogen enkel de beperkingen van ruimtelijke aard worden opgenomen. De Provinciale Milieu Verordening (PMV) is een provinciale aangelegenheid. De meldings- en ontheffingsprocedure terzake van grondwater en in grondwaterbeschermingsgebieden is neergelegd in de PMV en vindt zijn grondslag in de Grondwaterwet. Zelfs al zouden we deze zaken willen neerleggen in het bestemmingsplan dan zou bij iedere wijziging het bestemmingsplan volgens het wijzigingsproces moeten worden doorlopen, hetgeen een langdurig proces is. Conclusie is dan ook dat de gemeente niet allerlei verplichtingen, voortvloeiend uit andere wetten en verordeningen van hogere overheden kan neerleggen in het bestemmingsplan, ook al zijn ze van toepassing in het plangebied, zoals in het geval van een ‘grondwaterbeschermingsgebied’ dat deels in Overgooi ligt. Overigens heeft de provincie het bestemmingsplan Overgooi getoetst en goedgekeurd. Immers in de toelichting van het bestemmingsplan waren de relevante aspecten m.b.t. grondwater juist verwoord. Punt blijft hoe “de burger” zich op de hoogte kan stellen van niet-ruimtelijke beperkingen die voor dit gebied gelden. We komen hierop terug bij aanbeveling 4.

Datum

13 maart 2007

Ons kenmerk Pagina 2/7

Wat betreft de gang van zaken in Overgooi (periode 2003-heden) lijkt het ons goed nog het volgende toe te voegen. Bij de eerste verkoopactiviteiten is door de verkopende makelaar een uittreksel van het bestemmingsplan waarvan de tekst is goedgekeurd door de provincie, meegegeven aan geïnteresseerden. In een later stadium is het volledige bestemmingsplan op de website geplaatst. Vanuit de rol van verkopende partij heeft de gemeente aangedrongen bij de makelaar op actieve informatie aan geïnteresseerden over de beperkingen van de boringsvrije zone. Dit is vanaf 23 oktober 2006 gerealiseerd.

2). Communicatie provincie/gemeente inzake adviesaanvragen

Volgens het feitenoverzicht van de provincie is eerder aan de gemeente diverse malen advies gevraagd bij een ontheffingsaanvraag op grond van de Provinciale Milieu Verordening. Binnen de gemeente zijn deze aanvragen niet getraceerd, onduidelijk is of deze ons wel/niet bereikt hebben. Inmiddels hebben wij met de provincie sluitende afspraken gemaakt over de adressering van deze adviesaanvragen. Ook intern is ons postafhandelingproces kritisch bekeken en waar nodig aangepast. Begin januari 2007 heeft de provincie ons advies gevraagd betreffende het ontheffingsverzoek van de familie Jorritsma. Dit verzoek is zowel per email verstuurd als per post en fax. Het dringende verzoek van de provincie was om hier binnen 3 werkdagen antwoord op te krijgen. Een citaat uit ons advies aan de provincie: “adviseren wij u om na te gaan welke mogelijkheden u ziet om positief te beschikken op de aanvraag om ontheffing van het boringsverbod, onder het stellen van zodanige voorschriften, dat het behoud van de kwaliteit van de drinkwaterreserve ter plaatse afdoende gewaarborgd wordt en er netto geen onttrekking van drinkwater plaatsvindt ”. Alle volgende soortgelijke adviesaanvragen (op dit moment liggen er nog twee) zullen op vergelijkbare wijze worden afgehandeld. Daarbij zullen wij aandringen op het creëren van mogelijkheden voor innovatieve voorzieningen.

3) Communicatie milieubeleid provincie/ gemeente

Uit het rapport blijkt dat de communicatie beter kan; dit onderschrijven wij. Ook de provincie deelt dit standpunt. Gezamenlijk hebben wij daarom besloten de communicatie rond milieubeleid beter op elkaar af te stemmen en elkaar daarbij te ondersteunen. De volgende afspraken zijn gemaakt: a. Daar waar het provinciale beleid of regelgeving de burger direct raakt, gebruik maken van de gemeentelijke communicatiekanalen om de burger te bereiken. b. In het kader van de implementatie van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland worden door de provincie voor de gemeente voorlichtingsbijeenkomsten gehouden, deze worden jaarlijks herhaald. c. Nadrukkelijk blijven communiceren over het provinciale beleid en – regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan de provinciale pagina’s in regionale kranten, digitale nieuwsbrieven en nadrukkelijker via de bestaande provinciale internetsites. d. Specifiek zullen wij voor nieuw te ontwikkelen gebieden met de provincie overleg voeren hoe met innovatieve energiebewuste projecten om gegaan kan worden.

4). Organisatie richten naar vraagpatronen

In het rapport wordt een organisatie en werkwijze geschetst waarin klantvriendelijkheid niet het leidend vertrekpunt is. Hoewel we ons realiseren dat we hier zeker verbeteringen kunnen boeken willen we het volgende opmerken. Het programma dienstverlening en Almere Direct gaan een belangrijke bijdrage leveren aan verdergaande integratie van de  dienstverleningsprocessen. Er zal straks een loket gaan ontstaan waar de burger alle vragen/aanvragen kan indienen.

Datum 13 maart 2007 Ons kenmerk Pagina 3/7

Om dit ene loket te kunnen realiseren wordt de komende tijd veel geïnvesteerd in de gemeentelijke informatievoorziening, in ICT-toepassingen en in het optimaliseren van werkprocessen. E.e.a betekent stroomlijning, standaardisering, integratie en transparantie. Dit gaat er toe leiden dat onze dienstverlening kwalitatief zal verbeteren, maar ook eenvoudiger toegankelijk en inzichtelijker wordt voor onze burgers. Daar waar in de aanbevelingen specifiek gedoeld wordt op "bouwen en wonen" zal het Almeers programma "ikbouwmijnhuisinalmere" een grote impuls geven aan een werkwijze die uitgaat van de vraag en niet van het aanbod. Dwars door verschillende diensten/afdelingen heen wordt de werkorganisatie daarop ingericht. Particulier Opdrachtgeverschap geeft een enorme impuls aan een andere manier van werken. Overigens wordt bij particulier opdrachtgeverschap ook bouwbegeleiding aangeboden. Deze serviceverlening gaat overigens uit van het principe dat de burger altijd verantwoordelijk is.

5). Afstand nemen, rollen scheiding

In het rapport wordt voorgesteld om als bestuurder privé belangen in handen te geven van een vertrouwenspersoon. Dit uitgangspunt onderschrijven wij niet. Wij vinden dat een eigen verantwoordelijkheid van bestuurders en raadsleden om hiertoe te besluiten. Een belangrijk aspect hierbij is om maximale transparantie te betrachten: dit kan betreffen de keuze om passend bij de aard en omvang van een vergunningaanvraag dit te melden of uit handen te geven. De bestuurder en/of het raadslid doet melding als er sprake is van mogelijke belangentegenstellingen bij griffier (raadsleden) of secretaris (college). Voorts luidt de aanbeveling: Van de ambtelijke en bestuurlijke omgeving van deze persoon mag men verwachten dat ze de bestuurder niet in de verleiding brengen. Dat kan door er zorg voor te dragen dat er een andere bestuurder (plv. bestuurder) wordt aangewezen die inhoudelijke vragen kan beantwoorden als de rol van de bestuurder en privé persoon bij elkaar komen. De integriteitcode zoals deze is vastgesteld voor bestuurders, raadsleden en fractieassistenten bevat een afdoende handleiding voor integer handelen en deze behoeft naar onze mening geen aanpassing. Meer regels biedt geen garantie op een scherper bewustzijn inzake integriteit. Feit is wel dat iedereen steeds alert moet zijn en blijven. Het kan nuttig zijn om de integriteitantenne te scherpen door bijvoorbeeld jaarlijks een debat of themabijeenkomst hierover te houden.

6). Direct melden, het eerste moment is het beste

Dit punt onderschrijven wij maar in relatie tot punt 5 blijft dit een keuze en verantwoordelijkheid van de bestuurder c.q. raadslid. Het vraagt een voortdurend bewust zijn van elke bestuurder om vooruitlopend op allerlei mogelijke situaties steeds transparant te zijn.

7). Griffier in beeld, samenspel, bevorderen transparantie

In aansluiting op aanbeveling 6 hanteren wij als college de volgende lijn. Wanneer er een privé kwestie speelt waarbij op enige manier sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling zal dit als volgt gemeld worden. Een wethouder zal dit melden minstens bij burgemeester en gemeentesecretaris. Vanwege de dubbele rol van de burgemeester zal deze het moeten melden bij loco burgemeester, gemeentesecretaris en griffier. Raadsleden zouden dit moeten melden bij griffier. Of er gemeld wordt is steeds de eigen verantwoordelijkheid van de bestuurder (zie ook aanbevelingen 5 en 10).

Datum  13 maart 2007 Ons kenmerk Pagina 4/7

8). Gespreksdiscipline

De gespreksdiscipline en voortdurend alert zijn als bestuurder wie op welke hoedanigheid in een bepaald gesprek wordt aangesproken is een belangrijk leerpunt uit dit rapport. In de bestuurlijke praktijk is soms onvermijdelijk dat gesprekken plaatsvinden die betrekking hebben op meer dan één facet van de persoon van bestuurder in kwestie. Het is van belang om tijdens het gesprek en in het verslag die rollen en hoedanigheden terug te laten komen.

9). Portefeuille vergunningen

De scheiding van de portefeuille vergunningen van handhaving is een belangrijk punt. Bij het zittende en voorgaande colleges is steeds bewust deze scheiding aangebracht. Recent zijn nieuwe afspraken gemaakt over de tijdelijke verdeling van de portefeuille handhaving. In deze aanbeveling wordt tevens voorgesteld de portefeuillehouder vergunningen verantwoordelijk te maken voor het vergunningenbeleid van hogere overheden. Dit punt delen wij niet. Uiteraard moet de gemeente rekening houden met wet-en regelgeving van andere overheden. Maar de gemeente neemt de verantwoordelijkheid hieromtrent niet over.

10). Mandateren vergunningstrajecten

Wij lezen deze aanbeveling als een aanbeveling aan elke bestuurder c.q. elk raadslid teneinde problemen te voorkomen, de behartiging van vergunningen in handen te geven van een deskundige derde. Wij zijn geen voorstander van het zonder meer “alles in handen leggen bij een derde”. Dit is de eigen verantwoordelijkheid en keuze van iedere bestuurder. Daar waar belangenverstrengeling aan de orde kan zijn, doet de bestuurder in kwestie er in ieder geval verstandig aan dit te melden en uit handen te geven (zie ook aanbeveling 5 en 7). Als een bestuurder er voor kiest de behartiging van vergunningen in handen te geven van een derde ontslaat dit de persoon in kwestie nooit van de verantwoordelijkheid voor het proces. Wij menen met bovenstaande de voorgestelde 10 leerpunten serieus op te pakken en zijn uiteraard bereid tot nadere toelichting.

Hoogachtend,

burgemeester en wethouders van Almere,

de secretaris, de burgemeester,

B.M. Arnold A. Jorritsma-Lebbink

Datum 13 maart 2007 Ons kenmerk Pagina 5/7

Tien leerpunten uit het rapport “Een geval van grondboring in Overgooi”

1 Wat op te nemen in het bestemmingsplan?

Het bestemmingsplan ‘is van de gemeente’. Wat in het plan zelf staat, wordt gehanteerd als toetsingskader voor de vergunningverlening door de gemeente. Restricties die worden opgelegd door de provincie kunnen uitsluitend in de Toelichtingen bij het plan vermeld staan en zodoende buiten het toetsingskader vallen. Tot zover de bestuurlijke praktijk die we aantroffen bij de gemeente Almere en die geenszins uitzonderlijk is. Wij zijn ons bewust van het feit dat dit een discussiepunt is, maar deze casus pleit ons inziens voor een praktijk die in ieder geval voor de burger meer helderheid biedt, namelijk om restricties gesteld door hogere overheden op te nemen in het plan zelf. (En, voor zover die restricties opgelegd zouden worden tijdens de geldigheidsduur van het plan, als toevoeging bij het plan aan te bieden.) Dit voor zover die restricties ruimtelijk relevant zijn. Normen inzake gebruik van de bodem en grondwater zijn dat ons inziens in ieder geval. Zodoende zouden deze restricties in het toetsingskader van de gemeente opgenomen worden. Afhankelijk van de aard van deze restricties, zouden zij kunnen behoren tot strikte voorwaarden om een bouwvergunning te verkrijgen, dan wel als voorwaarden waar de aanvrager desgevallend alsnog aan moet voldoen na verkrijging van de vergunning.

2. Communicatie tussen provincie en gemeente inzake adviesaanvragen

Wij stuitten op het gegeven dat vanuit de provincie meerdere adviesaanvragen in het kader van de Provinciale Milieuverordening verstuurd werden naar de gemeente, die men bij de gemeente merkwaardig genoeg niet als ontvangen stukken kon traceren. De provincie vond het niet zo vreemd dat de gemeente niet had gereageerd. Partijen reageren alleen op een adviesaanvraag als ze daar inhoudelijk aanleiding toe zien. Het lag niet op ons pad om uit te zoeken wat er met die brieven was gebeurd, maar het is duidelijk dat hier een verbeterpunt ligt, ook al is het niet zo dat de gemeente wettelijk gehouden is om een reactie op die aanvragen te geven. Op ambtelijk niveau kan men over en weer een heldere afspraak maken over de adressant van adviesaanvragen; op bestuurlijk niveau kan men een afspraak maken met betrekking tot de vraag in welke gevallen en binnen welke termijn op een adviesaanvraag een reactie wordt gegeven.

3. Communicatie tussen provincie en gemeente inzake milieubeleid

In deze casus bleken opvattingen en wederzijdse verwachtingen van gemeente en provincie op onderdelen uit elkaar te lopen. Een verschil van opvatting kan onderdeel uitmaken van vitaal bestuurlijk samenspel. Echter, waar men over en weer te weinig geïnformeerd blijkt te zijn over opvattingen en beleid, daar kan onproductieve onduidelijkheid van richting het resultaat zijn. In het bestudeerde geval hadden wij de indruk dat bestuurders en ambtenaren allen doordrongen zijn van het belang van het bevorderen van de kwaliteit van het natuurlijk milieu, maar dat van de kant van de provincie een andere prioritering wordt gehanteerd dan bij de gemeente. Met name was van gemeentelijke zijde onvoldoende duidelijk dat de provincie de kwaliteit van drinkwatervoorziening, ook voor toekomstige generaties, als ononderhandelbare prioriteit voorop stelt. Gegeven die prioriteit, was niet voor iedere betrokkene bij de gemeente helder wat het besmettingsrisico van grondboringen door beschermende kleilagen inhoudt. Van de kant van de provincie had men, ondanks het feit dat men voorlichting gaf over provinciaal beleid ter zake, wellicht te weinig oog voor de veronderstelling, die bij de gemeente leefde, dat bij de bevordering van milieukwaliteit afwegingen tussen meerdere prioriteiten gemaakt konden worden. Ten slotte is het ook vast zo dat de hierboven verwoorde standpunten van de nodige nuances zijn te voorzien door betrokkenen. Onze aanbeveling is om hieromtrent meer de dialoog met elkaar op te zoeken opdat de burger weet waar hij aan toe is.

Datum 13 maart 2007 Ons kenmerk Pagina 6/7

4. De gemeentelijke organisatie richten naar vraagpatronen

Wij werden in deze casus binnen de gemeente Almere geconfronteerd met een vorm van ‘verkokering’: verschillende directies en/of afdelingen binnen directies die een eigen spoor volgen. Waar de burger met meerdere van afdelingen van doen heeft, kan dit verwarrend werken en per saldo kan men zich afvragen of de gemeente als geheel voldoende ‘klantvriendelijk’ is en voldoet aan haar zorgplicht tegenover de burger. Het is aan te bevelen de dienstverlening van de gemeente zo in te richten, dat onverlet de wettelijke taken en de noodzakelijke scheiding van bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de gemeente, toch naar de burger toe eenduidig en ongedeeld gecommuniceerd wordt. Wij hebben gezien dat er binnen de gemeentelijke organisatie inmiddels stappen in die richting zijn gezet en wij vertrouwen dat deze casus zal bijdragen tot verdergaan op dat pad.

5. Afstand nemen

Waar in de persoon van een bestuurder vermenging van rollen en/of belangen dreigt op te treden, is afstand nemen van het grootste belang. De ervaren bestuurder, waarmee we in deze casus als burgemeester te maken hadden, is zich daarvan bewust. De casus leert, overigens als ondergeschikt punt, dat men formeel afstand kan nemen en tegelijk toch in de verleiding kan komen om ‘in de wandelgangen’ van betrokkenheid blijk te geven. Een bestuurder is ook maar een mens, kan men terecht stellen. Desondanks: als bestuurder is alleen de uiterste terughoudendheid in zulke gevallen de juiste weg. Wanneer het de bestuurder gegeven is dat hij of zij privé belangen volledig in handen kan geven van een vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld een levenspartner of een raadsman of –vrouw, daar verdient het aanbeveling om dit te doen en zich daar strikt aan te houden. Van de ambtelijke en bestuurlijke omgeving van deze persoon mag men verwachten dat ze de bestuurder niet in de verleiding brengen. Dat kan verder zoals bekend door er zorg voor te dragen dat er een andere bestuurder (plv. bestuurder) wordt aangewezen die inhoudelijke vragen kan beantwoorden als de rol van de bestuurder en privé persoon bij elkaar komen.

6. Het eerste moment is het beste

Het beginsel van openheid houdt voor de bestuurder o.m. in dat men bij het waarnemen van mogelijke bestuurlijke moeilijkheden opening van zaken geeft aan die instantie waar men verantwoording tegenover aflegt. Hoewel er omstandigheden kunnen zijn die dit lastig maken, toont deze casus aan dat het van groot belang is eventuele obstakels te trotseren en zo spoedig mogelijk melding te maken van het risico, desnoods via een tussenpersoon of door alleen de voorzitter of vice-voorzitter van die instantie in vertrouwen te nemen.

7. De griffier in beeld?

Aansluitend bij het vorige punt, doch dichter bij de actuele casus, kan men zich in retrospectief afvragen of, wanneer een collegelid en i.h.b. de burgemeester een bestuurlijk risico te melden heeft, deze niet naast het college en de gemeentesecretaris ook de raad en de griffier op de hoogte dient te brengen. En, wanneer daaromtrent twijfel bestaat, of men niet alleen de gemeentesecretaris maar ook de griffier in vertrouwen moet nemen en om advies kan vragen. In het samenspel tussen secretaris en griffier zou men binnen een dualistische constellatie wellicht tot een meer afgewogen beoordeling van de situatie kunnen komen.

8. Gespreksdiscipline

Een persoon kan tegelijk meerdere verantwoordelijkheden en belangen vertegenwoordigen maar is zo onsplijtbaar als een atoom. In de bestuurlijke praktijk is soms onvermijdelijk dat gesprekken plaatsvinden die betrekking hebben op meer dan één facet van de persoon van de bestuurder in kwestie. Het is dan aan te

Datum 13 maart 2007 Ons kenmerk Pagina 7/7

bevelen om de verschillende facetten expliciet te benoemen en in het gesprek steeds duidelijk af te spreken en voor ogen te houden in welke hoedanigheid men op dat moment van gedachten wisselt. In eventuele verslaglegging van een gesprek dient er naar gestreefd te worden die rollen ook apart ‘aan het woord te laten’.

9. De portefeuille ‘vergunningen’

Bij de portefeuilleverdeling in het college zal er een wethouder ‘vergunningen’ toebedeeld krijgen. (Eventueel meerdere wethouders, naargelang het beleidsterrein waarop die vergunningen betrekking hebben.) Het betreft hier uit de aard der zaak gemeentelijke vergunningen; daarmee is nog niet geregeld wie verantwoordelijk is inzake ‘compliance’ aan het vergunningenbeleid van hogere overheden. Deze verantwoordelijkheid hoort naar onze mening te liggen bij de portefeuillehouder ‘algemene bestuurlijke zaken’ – in ieder geval expliciet belegd te zijn. Wanneer de bestuurder met deze inhoud in de eigen portefeuille zelf belanghebbende blijkt te zijn, dient dit onderdeel van de portefeuille met onmiddellijke ingang te worden waargenomen door zijn of haar plaatsvervanger in dezen. De in voorbereiding zijnde Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht noodzaakt er nog meer toe aandacht te besteden aan dit punt.

10. Mandateren vergunningtrajecten

Deze casus is niet uitzonderlijk voor zover die draait rond ingewikkeldheden die kunnen ontstaan rond het door bestuurders in de publieke sector aanvragen en verkrijgen van vergunningen voor privé projecten. Het Ministerie van BZK is met het programma Good Governance Publieke Sector doende regels te ontwikkelen voor het publieke domein. ‘Transparantie en integriteit’ is daarin een centraal thema. Wij geven in overweging om van bestuurders standaard te vragen vergunningtrajecten compleet in handen te geven van één deskundige derde.